Margriet de Moor over Maria Neefjes

Margriet en Maria in de tuin Noordwijk.

TWEETAL.

Wij zijn samen opgegroeid. Maria en ik waren ‘Margriet en Maria’, in één adem genoemd in een gezin met tien kinderen waarin wij nummer vier en vijf waren. Een ideale positie, die privacy betekende want de oudsten werden als oudsten nu eenmaal erg serieus genomen door onze ouders, terwijl de jongsten als baby’s en kleuters het middelpunt waren van hun vertederde zorg.

Aangezien het huis met ook nog een inwonend dienstmeisje en vaak nog een oma overvol was, werden onze ruimte en tijd – de belangrijkste coördinaten in het leven – door onze moeder zeer strikt ingedeeld. Als ik denk aan de ruimte die ons tweeën thuis toekwam, verschijnt in mijn geest allereerst het ledikant op zolder waarin wij samen sliepen en doemt vervolgens de huiskamer op. Inderdaad: ik denk aan tafel -en – bed. Ons ledikant op zolder bevond zich op een plek die werkelijk niet gunstiger had kunnen zijn, namelijk naast een enorme kast met afgedankte boeken, met uit hun banden gevallen literaire meesterwerken die achter een gordijn waren weggestopt. We hoefden onze arm maar uit te steken of de liefdesgeschiedenissen en wraakexpedities kwamen al in ons directe bereik, samen met ons onder de dekens. De tafel stond natuurlijk beneden, midden in de huiskamer onder de lamp. Het is nu niet meer voor te stellen hoe rap een gezelschap van meer dan tien personen van de middagdis kan opstaan, borden en bestek afruimen, de tafel aan twee kanten inschuiven, smyrna kleed erover leggen en: klaar voor de twee meisjes die hun kleurpotloden en nieuwe schetsboeken al aandragen om de godganse woensdagmiddag te gaan zitten tekenen. Ja, we waren braaf, we waren zeer zoet, we stammen uit de tijd dat ouders nog tien kinderen kregen.

Tijgerlelies

Het leuke van tekenen is het métier. Ogen en handen gaan volledig samen en lossen al doende de gekste dingen op. Het fijne is ook de stilte met een beetje geluid, gekras, geritsel, gesnuf: er bestaat geen betere atmosfeer om een zeer speciaal soort denken op gang te brengen. Was er een technisch probleem – ik herinner me ons verlangen om een damespump zowel en profil als van bovenaf weer te geven –- dan overlegden we. Zoals we ook ‘s avonds en ‘s nachts over boeken beraadslaagden, die we erg mooi vonden, dat beslist, maar sommige hoofdstukken uit Madame Bovary of De Graaf van Monte Christo konden beter. Voor het overige ook dan weer geluiden: geritsel, gesnuf en een tijdloze stilte.

Ik denk dat wij elkaar in die jaren zonder het te weten een inspiratie hebben bezorgd die tot op de dag van vandaag aan de gang is. En dat we elkaar hebben gerustgesteld. Want kunst maken mag moeilijk zijn, het is vooral ook gevaarlijk vanwege de onherroepelijke stap die je hebt gedaan in een wereld die zich een tikje buiten de gangbare wereld bevindt en van zoiets kun je, zoals iedereen weet, gek, eenzaam of drankzuchtig worden. Dat wij in het begin met ons tweeën waren, elk binnen onze eigen verstrooidheid maar toch in intiem gezelschap, heeft ons voorgoed bemoedigd.

Maria is sindsdien verliefd op het kijken. Zij mobiliseert voor wat ze zeggen wil het zintuig oog. Ik ben een stuk kippiger en heb de omhaal van woorden nodig die, denk ik, uiteindelijk van de stem vandaan komen en zich dus richten op het oor. Maar het métier van onze handen bestaat nog altijd bij de gratie van potloden, pen, inkt, verf en papier: bij de uitgangspunten kortom, van onze jeugd.-

Margriet de Moor