Tag archieven: reizen

Dr. Lyckle deVries, kunsthistoricus, over Maria Neefjes

Maria Neefjes op reis
Maria Neefjes op reis

Maria Neefjes reist veel. Tijdens haar reizen noteert ze in getekende dagboeken, wat haar treft. Vaak zijn het details: schaduwpatronen of gebladerte, bijvoorbeeld, maar soms ook strukturen – twee, drie lijnen die de slaperdijken uit het groningse landschap isoleren. Dichterlijke en voor een buitenstaander onbegrijpelijke kleurnotities staan bij de korrelige potloodlijnen. Uit die reisnotities, maar ook wel uit andere gebeurtenissen komen thema’s naar voren die het beginpunt van een nieuw schilderij kunnen worden.

Dat nieuwe werk wordt opgezet, lang nadat de reis voltooid, het boek gelezen, het gesprek beëindigd is. Reizen stimuleert tot afstand nemen, zegt Maria, en door haar manier van werken buit ze die afstand uit. Ze werkt langzaam, laag voor laag, in een gecompliceerde techniek. Elke laag moet drogen, voor de volgende kan worden aangebracht, zodat de creatieve bevlogenheid wordt afgewisseld met reflectie. Afstand nemen, bespiegelen, vergelijken – ze laat zichzelf geen andere keuze.

“Verwondering en verlangen, daarover gaat mijn werk”, schrijft Maria Neefjes. Verlangen strekt zich uit over een afstand in tijd of ruimte. Verwondering is het gevolg van een onverwacht ontstane distantie, een niet eerder ervaren benadering, een nieuw gezichtspunt bij de hernieuwde confrontatie met het onvoltooide werk.

De aaneenschakeling van emoties en ervaringen in het ontstaansproces leidt tot een uiterst gecompliceerd resultaat. Uit een summiere opzet komen steeds meer nuances naar voren. Wie goed kijkt, voelt de spanning tussen de monumentale hoofdvorm en de doorwerkte details. Wie goed kijkt, herkent waarschijnlijk meer dan de helft van alle lagen die elkaars kleuren beïnvloeden. Verbijzondert de structuur zich in duizend kleurgebiedjes? Of werken duizend eilandjes kleur samen, om een compositie op te bouwen?

Neefjes Meisjes papavers
Maria Neefjes – Meisjes papavers

Wie kijkt naar de schilderijen van Maria Neefjes, wordt gedwongen tot diezelfde mengeling van emotie en reflectie, van in het doek willen kruipen en er afstand van nemen. De toeschouwer wil niet alleen over haar schouder meekijken als ze iets maakt, maar ook met haar meedenken en meevoelen als ze iets gemaakt heeft. Zo komt hij toch weer op de plek waar hij hoort: tegenover het schilderij, dat zo verdomde eigenwijs is, omdat het teken naar eigen inzicht is gaan leven. Maria Neefjes maakt het ons niet gemakkelijk, overigens, evenmin als zichzelf. Wie in zo’n verfijnde techniek begint aan een doek van 6 meter hoog, die heeft moed. Wie dat doek als thema geeft: “De Tijd” die durft alles. Wie van zo’n werk een van haar mooiste schilderijen maakt, kan heel erg veel. “Tijd”: een zwaar beladen onderwerp, dat emoties los maakt, maar dat niet alleen met emotionaliteit gehanteerd kan worden. Volgens mij tikt dat thema in je hele werk.

Ik zou willen zeggen, dat Maria Neefjes aansluit bij een Noordelijke lijn, die via Dürer en de Hollandse zeventiende eeuw doorloopt tot in onze tijd. Hoe mooi haar schilderijen ook zijn, ze beperkt zich niet tot de sierlijke, lege vorm, zoals Giambologna. Ze maakt geen kunst die alleen over het maken van kunst gaat, zoals die van – nogmaals – Giambologna of – een ander voorbeeld – Andy Warhol.

Maria Neefjes kiest ook niet voor het concept, dat zijn vorm als een last met zich meesleept. Haar “Bildgedanken” zijn niet tot taal te reduceren, of tot een vorm die door een assistent zou kunnen worden uitgevoerd. In haar schilderijen is haar eigen hand te herkennen die een persoonlijk schrift neerzet, waarin een idee geleidelijk aan zichtbaar is geworden. Dat idee bestaat nooit los van de werkelijkheid, waarin ze haar uitgangspunt vindt. Uit de traditie komt de schildertechniek die Maria Neefjes toepast en die haar dwingt tot een langzame en bedachtzame werkwijze. De gelaagdheid en doorschijnendheid van de kleur op haar doeken komt voort uit een denkproces dat tegelijkertijd een handelingsverloop is. Ook haar onderwerpen komen uit de traditie: landschappen, tronies, stillevens, mythologische en religieuze thema’s. Ze hebben te maken met reizen en ontmoetingen en ze wisselen elkaar vrijelijk af. Om nogmaals Dürer aan te halen: Ein verstendiger, geübter Künstner … kan sein grossen Gwalt und Kunst … mer erzeygen … in geringen Dingen, dann mancher in seinem grossen Werk.

Men zou moeten onderzoeken hoe geringe Dingen en grosses Werk zich tot elkaar verhouden in Maria Neefjes’ werk. Wat mij daarin fascineert, is de spanning tussen de grote vorm die heel voorlopig in de eerste schets is aangeduid en de rijkdom aan détails die daar in het werkproces uit voortkomen. Zoals ik al aangaf, liggen de détails naast èn over elkaar. Elke penseelstreek maakt een deel van het oorspronkelijke plan onzichtbaar, wijzigt het, compliceert het. Uiteindelijk ontstaat een ragfijn evenwicht, waarbij de toeschouwer gedwongen wordt zijn aandacht telkens heen en weer te laten gaan tussen de détails die tot een geheel versmelten en het totaal dat zich in duizend détails verbijzondert. Wie zich de rust gunt om zo te kijken kan (tot op zekere hoogte) volgen hoe de denkende hand van Maria Neefjes iets monumentaals heeft gemaakt van zoiets kleins als een bloesemtak en hoe zij zoiets groots als het licht op Schiermonnikoog kan evoceren met talloze vlakjes kleur.

Wie zo gelukkig is een werk van Maria Neefjes te bezitten (en ik spreek uit ervaring) kan het Albrecht Dürer na zeggen, zonder gevaar voor misverstanden: “Dieses Bild hat Maria mir geschickt . . . . . dit schilderij heeft Maria Neefjes voor mij gemaakt om mij iets van haar denkende hand te laten zien en van haar schilderende geest en van de wereld waarin ze leeft”.

Dr. Lyckle deVries, kunsthistoricus

Alexander Münninghoff over Maria Neefjes

MARIA NEEFJES EN HET HAAGSE LICHT

Maria Neefjes houdt van schilderen. En van Den Haag. Het licht in de residentie, de mensen die goed bezig zijn maar dat niet van de daken schreeuwen, de ingetogenheid die de stad uitstraalt: het zijn zaken waarmee ze kunstzinnig prima uit de voeten kan.

‘Als je hier het strand opgaat, en je ziet die absoluut unieke kleurschakeringen van de Noordzee, dat is fantastisch gewoon.’

Samen met haar zuster, de schrijfster Margriet de Moor, kwam Maria Neefjes naar Den Haag. Zij ging naar de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten, Margriet naar het Conservatorium.

“We kwamen van Noordwijk en wisten van niks. Zo provinciaals, dat kun je je niet meer voorstellen. Margriet en ik betrokken samen een appartement aan de Denneweg. Zoals we thuis in Noordwijk gewend waren, lieten we de deur ‘s nachts gewoon aanstaan. Op zekere nacht hoorden we gestommel op de trap; we kropen nog dieper onder de dekens. Maar het was de politie, die ons op het hart drukte de zaak af te sluiten. Dat soort dingen.”

“Vaak zaten we met een hele groep bij iemand op het atelier te luisteren naar een concertje door vrienden van het conservatorium. Of we discussieerden tot drie uur in de nacht – gepassioneerd – over kunst. Met niet meer dan een pot thee hoor. Want niemand had een stuiver te makken. Dat hoorde erbij; we gingen toen helemaal op in het perspectief van het nieuwe, en het materiële kwam op de tweede plaats.”

Het wezen van Den Haag?

“Deze stad hoort stil te zijn en is dat nu ook. Dat afzijdige, dat staat me wel aan. Maar intussen wordt hier goed gewerkt. Alleen wordt dat minder van de daken geschreeuwd.”

“Schilderen is erg aards”, vind Maria Neefjes, “je bent met je handen bezig, met grondstoffen, met verf.”

“Als ik op reis ben – en reizen vormen een van mijn grootste inspiratiebronnen – dan verricht ik altijd bodemonderzoek. Stenen, kiezels, schelpen: ik neem ze mee en leg ze neer in mijn atelier.”

Doorgaans, zo legt ze uit, werkt ze in blokken van tijd en thematiek.

“Meestal drie à vier maanden, maar dan ook verschrikkelijk intensief. En altijd in de lente en de zomer, want licht is van doorslaggevend belang. Het licht in Den Haag en omstreken is iets bijzonders. Als je hier het strand opgaat, en je ziet die absoluut unieke kleurschakeringen van de Noordzee, dat is fantastisch gewoon”.

“In de winter, als er minder licht is, maak ik mijn reizen. Ik heb al vroeg in mijn kunstenaarsleven gemerkt hoe belangrijk licht is en hoe verschillend het kan zijn. Voor het eerst zag ik dat, in al zijn glorie, tijdens een bezoek aan Portugal, in de streek rond het klooster van Beja. Die wonderlijke gloed die daar heerste! En na verloop van tijd weet je dat er bepaalde delen van de dag zijn waarop je vooral naar de lichtval en -intensiteit moet kijken. Tussen twaalf en twee bijvoorbeeld heeft dat, zeker in zuidelijke landen, geen enkele zin. Dan is het licht veel te plat. Ik vind het dan ook verstandig dat de meeste mensen in die periode hun siësta houden.”

Maria Neefjes maakt toegankelijk werk dat in de loop der jaren veel erkenning heeft gevonden en op tal van exposities te zien is geweest: van Amsterdam tot Hong Kong, van Denemarken tot Amerika en, recentelijk in de Galeria Principal Montcada in Barcelona. Het is werk dat opvalt door kleur, aardsheid en fascinerende sensualiteit. Het bijt niet, maar streelt. Het is niet beangstigend maar hartverwarmend.

“Ja, ik ben iemand voor harmonie. ‘En God zag dat het goed was’ – die zin hoort bij mij.”

DE WIJDE BLIK

Meisjes van Valmondois
Maria Neefjes – Meisjes van Valmondois

In het atelier van Maria Neefjes staren de ‘Meisjes van Valmondois’ de bezoeker aan met een blik die zowel langoureus als vol verwachting lijkt te zijn. Typisch de blik van jonge meisjes op de rand van het vrouw worden in hun laatste fase van weerloze onschuld.

Het blijkt een herinnering aan Maria’s eerste buitenlandse reis, samen met haar zuster Margriet. De dames waren toen 16 en 18 jaar oud en gingen een hele zomer logeren bij een vriend van hun vader die in het plaatsje Valmondois onder Parijs, een buitenhuis had.

“We verbleven daar in louter vrouwelijk gezelschap; vier dochters, een Duitse vriendin en mevrouw zelf, aangezien meneer alleen in de weekends uit Parijs overkwam. We lazen, musiceerden (in elke kamer stond een piano!) speelden tennis en vooral: we spraken eindeloos veel met elkaar. Over onze toekomst, over hoe alles zou zijn. Margriet en ik waren beiden vast van plan om hartstochtelijk te leven.”

Het is een herinnering om jaloers op te zijn, die tegelijkertijd landerige en tedere weken op het zondoorstoofde Franse platteland. En Maria is het kennelijk nog lang niet vergeten, want zij maakte dit schilderij nu pas, in 2001. Kleur en compositie van het doek maken het gemakkelijk om ook na een handjevol decennia dat dromerige meisjesboudoir van toen binnen te stappen. Zonder overigens ook maar een stap dichter bij de geheimen van het zusterverbond te komen.

Het ‘zusjesthema’, zoals zij dat zelf noemt, komt bij Maria Neefjes geregeld terug. “In die die zusjesportretten, kun je onze familietrekken enigszins herkennen met die hoge jukbeenderen en de neus, hoewel ik nooit naar gelijkenis streef. Het gaat om de sfeer en de emotie, het gelaat is dienstbaar als overbrenger van wat er zich allemaal om ons heen afspeelt. Ik schilder wel gezichten, maar maak die ondergeschikt aan het schilderij dat me voor ogen staat, aan de kleur en het licht. En zo hoort het ook, uiteindelijk gaat het om het schilderij. Vaak ben ik erop uit een gezicht vooral anoniem weer te geven en kom daardoor nog weleens uit bij de archetypen van de klassieke beelden.”

Het valt op dat veel van haar portretten met een zichtbare mond vol tanden staan, de lippen enigszins van elkaar.

Maria Neefjes: “Lippen zijn mooier als ze zich ontspannen en niet op elkaar geperst zijn. En tanden vind ik spannend omdat ze zo dierlijk zijn. Schilderen is tenslotte de meest dierlijke, de meest aardse der kunsten. De wereld van het beeld is heel oer, die komt nog vóór de vertaling naar klank, vóór het formuleren van woorden.”

In haar doeken komen vaak landschappen voor die samen met de gezichten als het ware ineen vloeien tot een aangrijpend tableau. Eigenlijk schildert Maria Neefjes portretten als landschappen.

Alexander Münninghoff – Haagsche Courant: 28 augustus 1999