Galerijen

Philip Peters, kunsthistoricus, over Maria Neefjes

Over Gesprek met de Maan, Gesprek in de Regen, Gesprek na de Liefde, Gesprek in April

Deze schilderijen van Maria Neefjes heten alle vier ‘Gesprek’. De iconografie is in alle vier de schilderijen gelijk: twee klassieke koppen beheersen het grootste deel van het beeldvlak tegen een achtergrond die bestaat uit verschillende vlakken. De abstractie van de ‘achtergrond’, de statische kwaliteit van de figua ratie en de haast symmetrische beeldopbouw op het bijna vierkante vlak geven de schilderijen een tijdloze, transcendente kwaliteit.

Gesprek In April.

De figuren, wel steeds een mannelijke en een vrouwelijke, worden niet tot personen, ze hebben een meer algemene, exemplarische functie, als een soort archetypen. Dat plaatst deze schilderijen in het verlengde van een oude traditie van gesprekken in de schilderkunst: die van de ‘SACRA CONVERSATIONE’.

Gesprek Na De Liefde.

Ook hier is sprake van een gesprek dat eigenlijk geen echt gesprek is: het lijkt alsof er niet gesproken wordt, maar geluisterd; het gesprek is een ‘stil’ gesprek. Ook hier wordt het gesprek uitgetild boven het alledaagse, anecdotische niveau naar een meer verheven, spirituele betekenis.

Gesprek Met De Maan.

Bij nadere beschouwing blijkt het begrip ‘achtergrond’ niet helemaal juist. Weliswaar is er op ieder doek sprake van een duidelijke tweedeling tussen de voornamelijk door contouren aangeduide koppen en de voornamelijk uit landschappelijke kleurvlakken bestaande ‘rest’ van het schilderij, de verhouding tussen deze twee beeldelementen is ingewikkelder dan een simpele verdeling in een voor- en een achtergrond. In feite is er sprake van ‘gelaagdheid’.

Gesprek In De Regen.

Hoewel de koppen over de kleurvlakken heen zijn aangebracht, doordringen beide lagen elkaar: de contouren van de koppen hebben zich als het waren in het ‘landschap’ geëtst en omgekeerd verschijnen kleurvlakkenen van dat ‘landschap’ door die contouren heen. Door die vrije manier van werken valt geen hiërarchie vast te stellen: ‘voor- en achtergrond’, koppen en landschappen, hebben een gelijke prioriteit, sterker: ze weerspiegelen elkaar als twee evenzeer onmisbare delen van het geheel en allebei staan ze in diens van de transcendente atmosfeer, die de dualiteit lijkt te willen overstijgen.

Philip Peters, kunsthistoricus