Hein Dik in gesprek met Maria Neefjes.
“Verwondering en verlangen, daar gaat mijn werk over,”, zegt ze. Maria Neefjes heeft naam gemaakt met werk dat verleidt dankzij diep gloeiende kleuren en vloeiende vormen. Haar stijl balanceert tussen herkenbaar en abstract. Dat ze heeft gereisd, zie je terug in veel van haar schilderijen.
“Geel”, zegt ze. Geen aarzeling. Enthousiast: “Ik begin bijna altijd met geel. Het is de kleur van God, het is zoiets lichts, zoiets moois…” Ze leidt me rond door haar twee ateliers in een Haags herenhuis. De ene ruimte is voor werk op papier, de andere voor olieverfschilderijen. Ze is tenger, maar tilt resoluut schilderijen op of trekt witte lakens van de doeken.
Ben je tevreden dat je schilderes bent geworden?
“Ja, zeker. Toen ik jong was, wist al dat ik schilderes wilde worden. Ik heb wel leren praten, maar dat heeft toch jaren geduurd. Ik kan eigenlijk niet goed praten, zie alles meer in beeld. Wat dat betreft ben ik het tegendeel van mijn zus Margriet de Moor, die schrijfster is geworden en juist alles doet met taal.”
Waar werk je op het ogenblik aan?
“Ik heb net een periode afgesloten waarin ik pastels maakte. Eén van mijn onderwerpen was een reis naar Oekraïne en de Krim. Met een groep vrienden hebben we een treinreis geregeld voor onze trip langs de Zwarte Zee: Odessa, Jalta, Sebastopol, Russische havensteden en badplaatsen op de Krim en de Oekraïne. De onlangs overleden schrijver en vriend Alexander Münninghoff was de organisator, hij sprak vloeiend Russisch en was onze tolk.”
Je houdt van reizen?
“Ik ben erg lang alleen geweest, woonde iets van 35 jaar alleen. Voor het werk van een schilder is dat natuurlijk prima. Ik had al wel lange tijd een verhouding met mijn huidige man en tijdens die verhouding maakten we erg lange reizen, dan waren dan dag en nacht bij elkaar, hoewel we apart woonden. Reizen had echt een dubbele betekenis: het onderzoeken van de wereld en het onderzoeken van onze relatie.”
Je houdt erg van Indonesië?
Mijn eerste man, de componist Otto Ketting, had Indonesisch bloed. Met hem ben ik er nooit geweest, maar ik las erover en hoorde veel verhalen. Later reisde ik geregeld naar Indonesië, daar was aanvankelijk alles onbekend en raadselachtig voor mij.”
Wat sprak je daar aan als schilderes?
“In Indonesië is alles intens visueel. Ze mogen dan arm zijn, maar als je die mensen ziet in hun duizend keer gewassen, verschoten sarongs met de heerlijkste patronen, dan zie je schoonheid. Mijn ‘Tempel Op Bali’ vind ik nog steeds één van mijn mooiste Indonesische schilderijen. Dat vochtige, heiïge licht is er goed in getroffen. Ik heb een paar doeken over die tempel gemaakt en ook een paar over tempelwachters. Bij het vijfde schilderij was ik dat tropische licht kwijt en werd het qua kleur toch weer een Hollands schilderij.”
Je werk is ook persoonlijk?
Het heeft een autobiografische kant en familieverhalen komen te pas. Die familieverhalen herken ik ook in het werk van mijn zus.
Eén van mijn neven was stuurman op de wilde vaart. Ze voeren naar havensteden om te lossen. Hij wist nooit tevoren met wat voor lading hij terug zou komen, of zelfs wanneer. Ik stelde me zo’n huur-kamertje van een zeeman voor: een kleine kamer met een raampje, een vrouw, een asbak en een fles drank. Zes havensteden die ik allemaal ooit zelf bezocht, nam ik in gedachten: Bangkok, Marseille, Casablanca, Antwerpen, Soerabaja, Istanboel. Over elke stad maakte ik steeds twee schilderijen, op het ene dat kamertje met de vrouw die daar gevangen zit en daarnaast een buitenschilderij.”
Wat voor emotie is het om onderweg te zijn?
“Het fijne van op reis zijn is dat je volstrekt alleen bent. Je bent niet meer dan de ruimte die je inneemt en het koffertje dat je bij je hebt. Meer is er niet. Ik heb onderweg veel getekend en geschilderd. Op een gegeven moment merkte ik dat ik alsmaar de abstracte kant van het landschap zocht en steeds op dezelfde dingen uit was.”
Soms vind ik je werk ironisch: de lampenbrenger bijvoorbeeld?
Glimlach: “Ja, dat is een zeer ongepaste figuur die zomaar bij je binnenkomt om een lamp te brengen.”
Of de namiddagvrouw?
“Dat zijn twee schilderijen. Op de ene zie je een geklede vrouw, op het ander is ze naakt. Ze zijn eigenlijk gemaakt naar aanleiding van –nou ja, excuseer, dat is natuurlijk een grote naam – Goya. Hij heeft de geklede- en de naakte Maya gemaakt. Bij de namiddagvrouw zie je dat het vier uur is. Sësta-tijd. Maar je ziet ook een bos tulpen, dus dat is weer heel Hollands. Ja, een glimlach mag er ook zijn.”
Vertel eens iets over je aanpak?
“Ik begin meestal met geel, een kleur die me veel energie geeft. Ik maak geen klassieke onderschildering, maar zet de compositie direct op met caseïne-tempera, een verf die je met water kunt vermengen en die snel droogt. Je kunt caseïneverf overigens niet goed bewaren, want het wordt keihard. Mijn favoriete caseïne koop ik in Greenwich Village, in NYC.
Dat geel is voor mijn eigen plezier hoor, want daarna wordt zowat alles overgeschilderd in de kleuren waarmee ik het schilderij wil maken. De vorm wordt dan min of meer vastgelegd in caseïne-tempera. Na een paar dagen drogen komt er een laag gekleurd vernis overheen. Die laag bepaalt de sfeer van het doek, zoals de duiding mineur of majeur in muziek. Na een paar verschrikkelijke weken van wachten tot de vernislaag droog is, komt het schilderen met olieverf.
Ik gebruik nooit traditioneel perspectief, omdat ik vormen en lijnen eerder naast elkaar zie. Ik bekijk de wereld alsof je er boven hangt, alsof je een plattegrond ziet. Bij mij komt de diepte ook wel vanuit de verf; heel dun of juist aangezet in vele lagen en ik laat zien dat het leven doorgaat naast het schilderij: de lijnen lopen het doek uit.”
Er zijn heel wat kunstenaars die me inspireren, maar ik heb nooit het idee dat ik het precies zo wil doen. Voel me verwant met de blik van Gauguin; bij hem tref ik dezelfde idee over diepte. Als hij een vrouw schildert, dan ligt de rivier om haar hoofd en de bomen groeien uit haar schouders.
Je hebt internationale waardering gekregen?
“Ja, ik heb het geluk gehad sinds 1982 van mijn werk te kunnen leven. Ik heb met galeries gewerkt in de VS, Hongkong, Spanje, Denemarken, België. Maar ook in Nederland,Den Haag, Amsterdam, Den Bosch, Groningen, kreeg ik mooie tentoonstellingen en opdrachten. Geweldig was het om voor de aula van Dudok in het crematorium Velsen een zes meter hoog schilderij te maken: ’De Tijd en de Zee’ en in crematorium Dieren hangen behalve de drie Euridice-doeken, ook drie van mijn ‘Gesprek-schilderijen’: ’Gesprek met de Maan’, wat ik één van mijn beste werken vind, ‘Gesprek na de Liefde’ en ‘Gesprek in de Lente’.”
Ondanks je reizen houd je van het Hollandse licht?
“Ja. Ik ben opgegroeid in Noordwijk en ben gehecht aan Nederland, wat vind ik het hier mooi! Deze winter reed ik van Schiphol naar huis en zag die met stro afgedekte, geploegde velden. Elke millimeter van dit land in handen geweest, er is iets mee gedaan.
Het mooiste licht is ons Noordzeelicht, ongelooflijk genuanceerd. Prachtig.”
www.marianeefjes.nl